Onderschat de Franse diplomatie niet langer

Diplomatie Het is geen toeval dat Nederland steeds naast internationale topfuncties grijpt, schrijft Cees van Lotringen. Zijn advies: Do as the French do.

De media hebben hun rituele dans weer opgevoerd nu opnieuw een Nederlandse politicus is afgeserveerd voor één van de meest prestigieuze banen die internationale organisaties te vergeven hebben. Dit keer ging het om PvdA-politicus Jeroen Dijsselbloem die niet de opvolger werd van IMF-directeur Christine Lagarde.

Op basis van EU-bronnen werd in verschillende media geconcludeerd dat de Fransen onder regie van minister Bruno Le Maire het proces als voorzitter hebben gemanipuleerd – ten gunste van Frankrijk. De aangehaalde bronnen rond het onderhandelinsproces toonden zich verrast, verongelijkt en teleurgesteld over proces en resultaat. Mij verbaasde deze uitkomst niet. Wie zich verdiept in de geschiedenis van de Europese eenwording ziet dat Frankrijk telkens weer de regie pakt én weet vast te houden. Op de bestuurders van het land is veel aan te merken, maar niet dat ze geen visie hebben op machtspolitiek en ook niet dat ze doelgerichtheid missen of executiekracht. Denkt u maar aan de heimelijke alliantie tussen Frankrijk en Italië in de jaren tachtig om Duitsland de D-mark afhandig te maken. Of neem de wijze waarop in 1998 de kandidatuur van Wim Duisenberg voor de eerste ECB-president werd tegengewerkt door president Chirac. Het laatste huzarenstukje is de lancering van IMF-directeur Christine Lagarde als president van de ECB (Europese Centrale Bank) – zonder dat zij zelf ooit monetair beleid heeft gemaakt. Daarvoor bracht Parijs ogenschijnlijk een zoenoffer: de Duitse minister Ursula von der Leyen mocht voorzitter van de Europese Commissie worden. Maar was dat een zoenoffer? Niet echt. Het waren de Fransen die zogenaamd ‘op het laatste moment’ haar voordracht uit de hoge hoed toverden en daarmee de zelf gebaarde crisis oplosten. Ze hadden namelijk geweigerd steun te geven aan de kandidaat die bondskanselier Angela Merkel graag wilde; partijgenoot Manfred Weber.

Terwijl Duitse en Nederlandse politici nog aan het bijkomen waren van deze uitkomst, bereidden de Fransen zich al voor op de volgende akte: de opvolging van Christine Lagarde bij het IMF. Frankrijk was er veel aan gelegen om te voorkomen dat Jeroen Dijsselbloem haar zou opvolgen. Als voorzitter van de eurogroep had hij Zuid-Europa de maat genomen en beledigd met suggesties dat gemeenschapsgeld er opging aan drank en vrouwen. Hij legde het af door alle tegenstand uit Zuid-Europa, net zoals Frans Timmermans eerder was afgeserveerd als kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie, omdat hij Oost-Europa de les had gelezen.

Met zo’n klein land met zo’n grote mond dat zo weinig besef lijkt te hebben van de politieke mores van eer die elders in de wereld de sine qua non van de politiek zijn, weet Frankrijk wel raad; gelegenheidscoalities zijn in een handomdraai gesmeed. Bij al deze benoemingen zien we dat Nederlanders en Duitsers Frankrijk consequent onderschatten. Economisch is het land op weg de rode lantaarndrager van de EU te worden, want het is doorgaans niet in staat in eigen land succesvol te hervormen. Maar er is ook een ander Frankrijk, dat bestaat uit een bestuurselite die intellectueel en politiek superieur is aan haar Duitse en Nederlandse tegenhangers.

Vaste prik: Frankrijk komt met een tegenkandidaat

De staat filtert er sinds de dagen van Lodewijk de XIV de beste mensen via onderwijs en selectie uit. Men werkt er volgens het van de Duitsers overgenomen principe van ‘these, antithese en synthese’: men heeft altijd een visie en altijd een plan. Vervolgens ontbrandt strijd om de mensen die die visie en dat plan moeten vormgeven. Ook vaste prik: Frankrijk komt altijd met een tegenkandidaat. Vervolgens vertrouwen de Franse onderhandelaars op hun diepdoordachte plan en hun vermogen om steeds de middelen aan te passen om het gewenste einddoel te bereiken. En – niet onbelangrijk – de Fransen leggen altijd meer uithoudingsvermogen aan de dag dan wie ook.

Het is steevast Frankrijk dat om vijf voor twaalf de oplossing uit de hoge hoed tovert: de antithese wordt een synthese. Alle lidstaten, en vooral het ‘pragmatische’ Duitsland en Nederland, zijn dan blij dat überhaupt resultaat is bereikt – ook al is het niet hún resultaat.

Lees verder op NRC.nl