Nieuwe onderzeeboten: Nederlandse marine-industrie ‘dreigt alleen kruimels te krijgen’

In de berichten over de vervanging van de huidige Walrusklasse onderzeeboten gaat het vaak over de vier aanbieders Naval Group, Navantia, Saab-Damen en TKMS, die in een hevige strijd zijn verwikkeld. In Nederland is er echter een heel ecosysteem van bedrijven die kennis en ervaring hebben op gebied van onderzeeboten. Zij maken zich zorgen, zo blijkt uit een gesprek met voorzitter van het platform van deze bedrijven, Harm Kappen. Volgens Kappen is het cruciaal dat deze bedrijven in een vroeg stadium worden betrokken bij de ontwikkeling van onderzeeboten, en vreest van de onderzeebootbouwers zonder Nederlandse partner alleen de kruimels te krijgen. 

Er is de laatste jaren weer extra geld uitgetrokken voor Defensie, en de marine gaat de komende tien jaar voor vele miljarden nieuwe schepen en onderzeeboten vervangen. Je zou dan ook verwachten dat bij de vele Nederlandse bedrijven uit de marine-industrie druk getekend, gebouwd en gefactureerd wordt voor Defensieprojecten. Het tegendeel is waar. Het zijn onzekere tijden voor de grote en de kleine spelers. 

Overlevingskansen Nederlandse industrie
De Nederlandse industrie leeft al langer in onzekerheid, daar is op zich niets nieuws aan. Maar zo’n zes jaar geleden was het nog heel simpel: er werd bezuinigd op de marine en er was geen geld voor nieuwbouw. Nu zijn er vervangingsprojecten en is er geld, maar van een juichstemming is bij de industrie geen sprake. 

Recent verloren Damen, Thales en hun toeleveranciers de opdracht voor de bouw van twaalf mijnenbestrijdingsvaartuigen voor de Belgische en Nederlandse marine. En de B-brief voor nieuwe onderzeeboten, waar Saab-Damen favoriet is, blijft maar uitgesteld worden. Mogelijk tot juni of zelfs na het zomerverlof. Ook de ontwikkelingen in Duitsland hebben mogelijk gevolgen voor de Nederlandse industrie. Damen is doorgedrongen tot de het MKS-180 fregat, maar Duitsland heeft deze week de technologie voor oppervlakte schepen tot nationale ‘sleuteltechnologie’ bestempeld. Daardoor kan Duitsland makkelijker een keuze voor Duitse aanbieders verantwoorden. Want in Duitsland gaan al tijden stemmen op om meer voor de eigen industrie te kiezen.

Daar staat Duitsland niet alleen in. In Frankrijk is dat niet anders geweest en wordt alles in eigen land gebouwd. Maar ook in Nederland is dat sinds kort zichtbaar. Op papier althans. In de Defensie Industrie Strategie die in november 2018 uit kwam, staat dat er waar mogelijk voor Nederlandse bedrijven wordt gekozen.

Toch zijn de zorgen groot. Zo schrijft Damen Schelde Naval Shipbuilding (DSNS) in een reactie op vragen van Marineschepen.nl: “De marinebouw is als enige defensie-industriesector in Nederland nog volledig zelfscheppend. Volgens de Defensie Industrie Strategie (DIS) en het Regeerakkoord zijn dit nationaal strategische belangen die behouden moeten blijven. Dat behoud is nu echter in gevaar. DSNS heeft al tien jaar geen grote opdracht van de Nederlandse overheid meer ontvangen. Geen enkele marinebouwer zou dat overleven. DSNS en de Nederlandse marinebouw wel, dankzij exportsuccessen en civiele opdrachten. Maar bij nog langer uitblijven van nationale opdrachten verdwijnt de innovatieve voorsprong en nemen daarmee de overlevingskansen van DSNS aanzienlijk af. Het gaat dan bovendien niet alleen om DSNS, er hangt een heel cluster van hoogwaardige toeleveranciers aan vast.”

Lees verder op Marineschepen.nl